zozeer bijwoord
  1. zozeer

    Het gung niet zozeer daorum, maor um wat aans (Odoorn)

    Dat gef niet zozeer, aj laat komt; aj mor komt (Sleen)

    Het is niet zozeer dat ik niet wil, mor ik kan niet (Balloo)

    Daor he'k zozeer niet om docht (Roderwolde)

    Het huif veur mij neit zozeer (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...