U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zozeer"
Resultaten 1 - 6 van 6
- stameln: Hij stuttert niet zozeer, hij stamelt wat (Hollandscheveld)
- zozeer: Het gung niet zozeer daorum, maor um wat aans (Odoorn)
- zozeer: Dat gef niet zozeer, aj laat komt; aj mor komt (Sleen)
- zozeer: Het is niet zozeer dat ik niet wil, mor ik kan niet (Balloo)
- zozeer: Daor he'k zozeer niet om docht (Roderwolde)
- zozeer: Het huif veur mij neit zozeer (Een)