wieselijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe

Ook: wieselk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. wijselijk

    Hij höldt zuk wieselijk stille (Beilen)

    Ik bleef hum wieselijk oet de weg (Odoorn)

    Door zal ik wieselijk maor neit an metdoun (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. uit de hoogte(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Hij is wat wieselijk. Aj hum tegenkomen, kriej niet aanders dan een knikkien (Meppel)

    Hie döt zo wieselijk (Zweelo)

    Zie ook:
  3. gezegd van een meisje, dat zich door beschaafder taal en manieren onderscheidt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...