U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wieselijk"
Resultaten 1 - 5 van 5
- wieselijk: Hij höldt zuk wieselijk stille (Beilen)
- wieselijk: Ik bleef hum wieselijk oet de weg (Odoorn)
- wieselijk: Door zal ik wieselijk maor neit an metdoun (Emmer Erfscheidenveen)
- wieselijk: Hij is wat wieselijk. Aj hum tegenkomen, kriej niet aanders dan een knikkien (Meppel)
- wieselijk: Hie döt zo wieselijk (Zweelo)