trouwerij -en, de
  1. het trouwen

    Ze hebben de trouwerij veur mekaor (Emmer Erfscheidenveen)

    Over trouwerij is nich meer proot (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. trouwpartij

    Bin jij ok oetneudigd veur de trouwerij? (Balloo)

    Er is een trouweraai bai het gemeintehoes (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...