trippelen
De moezen trippelt over de zolder (Beilen)
trappelende bewegingen maken
Het pèerd trippelt (Sleen)
Die koe stiet altied te trippeln (Hollandscheveld)
Wat staoj daor te trippeln. Moej pissen? (Ruinerwold)
spel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Bij schoel deden wij een spellegien, dat wij trippeln nuumden