stem -men, de, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: stemme (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. stem

    Ik ken hum an de stemme (Kerkenveld)

    Ik heb het in de hals, ik bin de stem kwiet (Hooghalen)

    Hie hef een harde stem (Weerdinge)

    Die is good bij stem (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. mening, oordeel

    Die hef een grote stemme in het

    kapittel heeft veel te zeggen (Ruinen)

    De meeste stemmen geldt (Hollandscheveld)

    telt (Beilen)

    Zie ook:
  3. Je moet je stem laoten heuren

    Zie ook:
  4. (ti), in

    De vrouwlu deelt de stemmen oet

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...