U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zuken"
Resultaten 1 - 20 van 33
- argens: Dan moej mor argens aans zuken (Sleen)
- buuk I: Wij gaot hen buken zuken, de grond is bezèeid met buken (Sleen)
- contreinen: In die contreien muj hum zuken (Meppel)
- foek I: Het is een hiele foeke um det huus te zuken (Ruinen)
- gat: Waj in de gaten holdt, hoej in de koelen niet te zuken (Hoogeveen)
- gefissel: Gefissel is wark zuken mit de stofdoek of poetslappe (Hollandscheveld)
- grond: Het meeste wark muj bij de grond zuken (Hollandscheveld)
- heui I: Hij wil een spelde in een voor heui zuken
- hiemertien I: emerties zuken (Pesse)
- hogerop: Hij wil het hogerop zuken (Dwingelo)
- kieftenei: Wij gaot hen kiefteneier zuken (Emmen)
- knienenblad: Ik hebbe de jongen estuurd um knieneblad te zuken (Hoogeveen)
- koel: Holdt hum in de gaten, dan hoej hum in de koelen niet te zuken
- köster: As wij as kinder hen ekkelbieters zuken gungen, wussen wij precies wat een köster of een domnee of (Oosterhesselen)
- lonen: Het loont niet um het eerappellaand of te zuken (Ekehaar)
- nunenschipper: As de nuneschipper an west was, waren wij as kiender as kiepen er bij um de mooisten er uut te zuken (Smilde)
- nust: Het bint altied dezulden, die zit te nusties zuken (Buinen)
- ofzuken: Het loont niet um het eerappellaand of te zuken
- opploegen: Laot die boer die eerappels eerst mar opploegen, ...opjagen, veurdat we beginnen te zuken (Klazienaveen)
- opzuken: Vrogger gungen ze met de kaore bij de weg langes um de keutels op te zuken (Broekhuizen)