U zocht voorbeeldzinnen met daarin "winst"
Resultaten 1 - 8 van 8
- beweiden: Een niet te dure koe kopen, wat anvoeren of beweiden en dan met een zute winst weer verkopen (Smilde)
- dingen II: Alles, waj derof dingt, is winst (Anloo)
- grabbeln: As ze an het knikkern waren, dan wus Jan niet hoe gauw hij zien winst bij mekare mus grabbeln (Meppel)
- hengaon: Hie is met de winst hengaon
- schobberdebonk: Hij kocht peerde op de schobberdebonk; as der winst kwam, gung het deur, gien winst, dan niet, en mu (Zuidwolde)
- winst: Zij hebben de winst al te pakken (Eelde)
- winst: Waor doej het veur; der zit jao niks gien winst op (Beilen)
- winst: Hoeveule winst hej daor op emaakt? (Zuidwolde)