U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weglopen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- braon: Aj het vleis braoden, moej er neeit bij weglopen (Norg)
- donies: As het binnenpad bevreuren was, har ie daor derekt donies, umdet het water weglopen was
- geharrewar: Het was daor een geharrewar, daor bin ik bij weglopen (Klazienaveen)
- kleinjong: Oes kleinjong is weglopen (Sleen)
- kriegen: Ie kunt wel hard weglopen, mor kriegen doe ik oe (Hoogeveen)
- mage: De kat zal niet met je maag weglopen
- pompegat: Veur het weglopen van het water was in de mure een gat emaakt en det was het pompegat (Hoogeveen)
- schobben I: Hij wol weglopen, maar ik greep hum nog net bij de schobben (Noordscheschut)
- treuren: Zij huift er nich um te treuren dat heur de kerel weglopen is, het was een minne (Barger Oosterveld)
- vest: Hij is van hoes weglopen zunder jas of vest an te trekken (Westdorp)