U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rooier"
Resultaten 1 - 6 van 6
- anblieven: Aj ien rooier hadden en twee gaarders, dan kunden ze mooi anblieven (Sleen)
- ankrabben: We meut eerst de kanten ankrabben, anders kan de rooier der nich veur (Barger Oosterveld)
- hoek I: wilt mit de rooier, meuj eerst de houken krabben (Barger Oosterveld)
- rooier: Bij het eerappelrooien hadden ie een rooier en een zuker; de rooier mus de eerappels uutrooien en de (Geesbrug)
- rooier: Vrogger was de rooier een persoon, nou is het een mesiene (Erica)
- rooier: De rooier steeit aachter de trekker, wij gaot hen het laand (Eext)