U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roemen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- roemen I: Ik wil mien eigen spul niet roemen, mar het is toch bèter (Elim)
- roemen I: IJ moet jezölf niet roemen, eigen roem stinkt (Sleen)
- rumen: Het pingat is te klein, dat moej wat roemen (Nieuw Dordrecht)