U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reuster"
Resultaten 1 - 11 van 11
- daalders: Een daalderse reuster
- reuster: De reuster van het aschengat zit hieldal dicht (Sleen)
- reuster: Wij hebt een reuster veur de deure (Diever)
- reuster: Dizze eerpels bint zo poppig, zie wilt niet deur het reuster
- reuster: Der lag een reuster over de gruppe achter de koenen (Beilen)
- scheer I: zit tussen de reuster en het mes (Hijken)
- schrobgat: Het reuster van het schrobgat zat verstopt (Vries)
- sorteermesien: Ik kan het reuster van het sorteermesien naargens vinden (Eext)
- verzinken II: De reuster van een puttie moej laoten verzinken (Hijken)
- verzinken II: Het reuster van het puttie mut wat verzunken wèen, aans dan kriej problemen mit de ofwatering (Hollandscheveld)
- vieftigreuster: IJ hebt een vieftigreuster, dat is een modern reuster en een viefenvieftigreuster veur alle erpel bo (Sleen)