U zocht voorbeeldzinnen met daarin "recht"
Resultaten 1 - 20 van 123
- anmaotigen: Nou maotigt hij hum het recht van aoverweg an, mar hij hef der gien letter van op papier (Koekange)
- arfrecht: Volgens het arfrecht har hie daor gien recht op (Oosterhesselen)
- baggelbak: An de baggelbak zaten drei recht opstaonde kanten en ein scheive. Der zat een schoeve naor het zetve (Barger Compascuum)
- ballast II: Een ballast is een grote ronde schup, maor de bek is recht (Anderen)
- baok: recht as een baok
- beschouwen: Gooud beschouwd hef e gien recht van spreken (Eext)
- deurmidden: Je moet de balk recht deurmidden zaogen (Zeyen)
- drèeihart: In die boom zit een drèeihart, die is niet recht op draod en kuj slecht kleuven (Sleen)
- esch: Hij is zo recht as een esse (De Wijk)
- flappen: Het wil niet recht liggen blieven, het begunt aal weer te flappen (Balloo)
- fluit: Hij is zo recht as een fluite (Hijken)
- franie: Recht veur de raap, zonder franjes (Coevorden)
- gaon: Hij is daor met zien auto recht op ingaon
- geld: Geld dat stom is, mak recht wat krom is
- geld: Geld maakt recht wat krom is en loos, wat dom is (Hijken)
- genaode: Ie mut ook wel ies genaode veur recht laoten gelden (Broekhuizen)
- gerecht: Dat moet eerst mar veur het recht kommen (Klazienaveen)
- gerecht: Hij het veur het recht west (Roderwolde)
- getuge: Hie mot getuge weden, hie mot met veur het recht (Gasselte)
- horten: As een peerd niet recht wil, dan muj 'n bettien horten met de lien (Padhuis)