U zocht voorbeeldzinnen met daarin "raken"
Resultaten 1 - 10 van 10
- achterschip: in het achterschip raken
- gang: Aj rogge zeit, muj de darde gaank raken (Broekhuizen)
- kuiern II: Aj kuiden dan gooide de eerste de kogel veur hum uut en de tweide mus die perberen te raken; was det
- missen I: Ie kunt wel proberen um die veugel te raken, mar ik wil wedden daj mist (Broekhuizen)
- opstoken: We moet het vuur even in die kolk raken, dan kuw morgen het vuur zo weer opstoken (Klazienaveen)
- raken I: Ik stun achter de boom; hij kun mij niet raken (Ruinerwold)
- raken I: Ie hebt die man op een gevulige plek weten te raken (Hooghalen)
- raken I: Hij sprong der over zunder wat te raken (Barger Oosterveld)
- tikken: Tikken is mit een stuiter een aander raken (Hollandscheveld)
- weghoeken: niet raken (Klazienaveen)