U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pruttel"
Resultaten 1 - 3 van 3
- pruttel: Hij kreeg de heile pruttel over zuk hen (Barger Oosterveld)
- pruttel: Zij hebt een hiele pruttel jongen (Dwingelo)
- pruttel: Dei heile pruttel kenst wel wegsmieten (Emmer Erfscheidenveen)