U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pleistern"
Resultaten 1 - 5 van 5
- pleistern: Zij bleven aoveral pleistern, dus dat duurde nogal wat, veurdat ze aover waren (Hollandscheveld)
- pleistern: Die bi'j morzo niet wèer kwiet, die blif mor zitten pleistern (Hijken)
- pleistern: Waor hej zo lang zeten te pleistern? (Sleen)
- pleistern: Moej die jongen toch ies in het water zien pleistern; zij koomt er uut te zien! (Koekange)
- verpleistern: pleistern