U zocht voorbeeldzinnen met daarin "orde"
Resultaten 1 - 17 van 17
- getroosten: Je moet je maor getroosten, alles komp wèer in orde (Westerbork)
- hardlievigheid: Hij het last van hardlievigheid, zien deurgang is al tieden niet in orde
- knaskern: Dat zwien dat knaskert, dat is nich goud in orde (Barger Compascuum)
- krukkig: Hij is wat krikkig, hij is neit best in orde (Een)
- netheid: Nethaid, orde en iever passen bij een schriever (Eelde)
- opmenning: De opmenning is knap in orde (Een)
- orde: Daor is gien orde in huus (Broekhuizen)
- orde: Hij hef de hond goud onder orde
- orde: Het is nou allemaol weer in orde
- orde: Heb ie alles op orde?
- orde: Ja, ongeveer in dei orde van grootte (Barger Oosterveld)
- orde: De orde van de Carmelieten (Erica)
- orde: Hie hef een hiele hoge orde kregen (Mantinge)
- Putten, van: in orde van Putten (Zeyen)
- slofheurig: Hij is aans nog wel goed in orde, mor hie wordt wat slofheurig (Drouwen)
- stienpunterij: De steenpunterij is hier weer aan de orde
- sukkel II: Die hef het niks in orde, die is liederig en wat an de sokkel (Ruinen)