U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opzuken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- es I: Nou mèu'k nog een essie opzuken um dat schaoltie an de beskule te hangen (Hollandscheveld)
- opzuken: Dat kuj in dat plantenboek wal opzuken (Sleen)
- opzuken: Ies ien keer in de weke hum opzuken is het minste wat aj doen kunt (Ruinerwold)
- plezier: Det döt mij plezier daj oens ies koomt opzuken (Broekhuizen)
- polsmof: Het wordt winter, ik zal mien polsmoffies even weer opzuken (Sleen)
- redde: Ik moet even een redde takkebos opzuken (Ruinerwold)
- wegmaken: Die het wegmaakt hef, möt het ok mor weer opzuken (Sleen)