U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opdrinken"
Resultaten 1 - 8 van 8
- anies: Anies kwam in heeite melk aj verkolden wadden, en dat draankie muj dan opdrinken, dan waj zo weer kl (Eext)
- messels: Men kookte schaopekeutels in melk en dat mussen ze opdrinken (Een)
- messels: Schaopekeutelnat opdrinken (Elim)
- opdrinken: IJ moet je thee opdrinken, aans wordt het kaold (Eext)
- perennat: Dat perennat kuj beter opdrinken (Sleen)
- rozebuie: Aj een rozebuie hebt, muj een citroene uutkniepen en mit water en broene suker opdrinken (Meppel)
- slobbern: Hij zat er een beetien an te slobbern, maor wol het niet recht opdrinken (Zuidwolde)
- verslagen: Dat is verslagen bier, niet opdrinken! (Klazienaveen)