U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofstand"
Resultaten 1 - 9 van 9
- ofstand: Dat was nogal een hiele ofstand, diej lopen hebt (Sleen)
- ofstand: Dei man, dei meuj op een ofstand holden (Barger Oosterveld)
- ofstand: ofstand doen
- pas I: Op een pas of vief ofstand (Nieuw Dordrecht)
- raomen II: Wij kunt die ofstand niet raomen (Balloo)
- roe I: Een roe was een stok met kopern knoppies op 10 cm ofstand (Dalen)
- smakken: Deur het gewicht kunden ie het ding op ofstand op de grond heuren smakken (Hooghalen)
- tussenkrooier: Bie zo'n grote ofstand van de bult naor het schip haj nogal wat tussenkrooiers neudig (Barger Oosterveld)
- wies I: Ik was er zo wies met, ik kon der gein ofstand van doun (Emmer Erfscheidenveen)