U zocht voorbeeldzinnen met daarin "liemen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- deel I: Wij hebt in de schuur een liemen deel (Borger)
- leggen: Een liemen vloere leggen (Havelte)
- liemen I: Liemen muren (Hijken)
- liemen II: Wij moet nog even de baand liemen (Sleen)
- liemen II: Laot oe niet liemen deur zien mooie prooties (Ruinerwold)
- liempot: Haal mij de liempot ies op, ik wil dat ding weer liemen (Erica)
- onverstaand: Wat een onverstaand; non slat e een spieker in zo'n mooie taofel in plaots van liemen (Sleen)