U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lam"
Resultaten 1 - 20 van 22
- bliede: ... lam (Klazienaveen)
- deurdrèeien: Die moere is lam, ie kunt hum alsmaar deurdreeien (Broekhuizen)
- draod: De draod van de schroeve is lam (Oosterhesselen)
- gesprenkeld: Dat gesprenkelde lam wil ik wal hebben (Padhuis)
- kiddels: Dat lam krig gien melk, want het schaop is kiddels
- knip I: De knippe van de hondeketting was lam (Beilen)
- lakke: (...) en zul ik mij ok nog krom en lam sjouwen, um zo'n grote lakke van een wicht lekker te laoten e
- lam I: Ik heb de arms zo lam, ik kan ze haost niet mèer umhoog kriegen (Zweelo)
- lam I: Ik bin zo lam in de bienen (Zuidwolde)
- lam I: Die schroef is lam, ij kunt hum aalmor deurdreien (Eext)
- lam I: Dat febriek hebben ze lam legd (Klazienaveen)
- lam I: Wat is dat jao lam wark (Fluitenberg)
- lam I: Ie bint te lam om wat te doen (Nieuw Amsterdam)
- lam I: Hij hef een lam haandtie
- lam I: Hij is lam in de hoed (Dwingelo)
- lam I: Ik bin net zo lam as een hond (Anderen)
- lamlendig: lam
- opsaggeln: Dat lam hebben wie opsoggeld (Emmer Compascuum)
- opzeier: Een lam dat met de fles optrokken wordt, is een opzaaier (Roderwolde)
- opzeiern: Wai zullen preberen dat lam op te zaaiern met de fles (Roderwolde)