U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kwiel"
Resultaten 1 - 4 van 4
- kwiel: Hie rèerde snöt en kwiel (Anloo)
- kwiel: Wat was dat ja 'n kwiel van 'n kerel (Eext)
- rèren: Hie reert snöt en kwiel (Anloo)
- snöt: Jansie was vallen, hie rèerde snöt en kwiel (Rolde)