U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krengen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- kreng I: Dei zoere krengen eet zölf man op
- kreng II: Der zaten krengen in de darms (Padhuis)
- krengen: Het krengen van de daarms was neudig as de daarms gebruukt wörden um worst te maeken (Wapserveen)
- krengen: Aj de darms an de butenkaante schone hebt, muj ze krengen en dan muj ze an de binnenkaante schrapen (Broekhuizen)