U zocht voorbeeldzinnen met daarin "krabber"
Resultaten 1 - 10 van 10
- deurhouwer: Een krabber of deurhouwer is een soort harke mit vief of zeuven briede taanden umme het laand in het (Elim)
- krabber: Die kat is een krabber (Emmen)
- krabber: Met de krabber trökken ze de mes van de wagen (Dalen)
- krabber: Een deurhouwer was een meertandige krabber (Hoogeveen)
- krabber: As de ruumhaak het niet kun doen en der aordig polten inzaten, haj een krabber neudig (Sleen)
- krabber: Een krabber veur zwienen slaachten (Peize)
- krabber: Een (ies)krabber veur de autoroeten (Dwingelo)
- krabber: Een krabber um vaarf of te krabben (Eext)
- krauwel: krabber
- opsteker: Ie hadden een opsteker, een krabber en een uutbrenger (Emmer Compascuum)