U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koegel"
Resultaten 1 - 12 van 12
- bammer(d): ...neuten op een riegel en dan met de dikke koegel (de bammer) der zo dicht meu
- dik II: Een rieg neuten wordt opzet en dan mag der um beurten perbeerd worden um met een koegel die neuten t (Eext)
- koegel: 'n Hert maj niet met hagel schieten, dat möt met 'n koegel (Sleen)
- koegel: Zo hard as 'n koegel (Sleen)
- koegel: Veur neutieschieten hadden wij 'n mooie dikke koegel (Schoonoord)
- koegel: Met 'n dikke koegel pik wij de knikkers oet het pottie (Eext)
- koegel: Het kind had 'n dikke koegel in de mond (Padhuis)
- kulen: Bij het neuten riefken moej de koegel mooi hen veuren kulen, dan kriej vast allennig mor dun (Eext)
- ofketsen: De koegel is door op ofkitst (Barger Compascuum)
- ofkitsen: De koegel kitste of op een stein (Barger Compascuum)
- slaghoedtien: IJ kunden an het slaghoedtien zien of de koegel ofscheuten was (Sleen)
- Spaans: koegel