U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knevel"
Resultaten 1 - 11 van 11
- knevel: Die kerel har een beste knevel onder de neuze (Pesse)
- knevel: De knevel wuur deur 'n ring of lus haald um de halsband dicht te kriegen (Schoonebeek)
- knevel: Het peerd is bieterig, mus hum een knevel aanleggen (Coevorden)
- knevel: Det peerd mut een bit an hebben mit een knevel, aans kuj hum niet holden (Pesse)
- knevel: Dat is nog een knevel van een kerel worden
- knevel: Wat een knevel van een peerd (Sleen)
- knevel: As het vleis niet best gaar wil wurden, dan zal het wel van een olde knevel wezen
- knevel: Het is een olde knevel
- kniggel: knevel
- schal I: De knevel is te slop, ie mut hum een schalstertien körter maken (Ruinerwold)
- wegen I: Dende, die weegt er in, dat is een dikke knevel (Exlo)