U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kantoor"
Resultaten 1 - 8 van 8
- kantoor: Hij zit op kantoor te schrieven (Coevorden)
- kantoor: Ie kunt de vergunning ofhalen op het kantoor van het gemientehuus (Ruinerwold)
- kantoor: Daor waren ze met op het verkeerde kantoor
- ofslag: Aj de eerste ofslag nimt, koj vanzölf bij het kantoor van het waterschap oet (Oosterhesselen)
- opklemmen: Hij is aordig op eklumd op dat kantoor, mar hij lat zich der niet op veurstaon (Meppel)
- potgat: Op een kantoor kom ie veur het loket. Dat weur eerder ok wal potgat nuimd (Barger Oosterveld)
- schijtkantoor: Op kantoor!
- truttig: Of aover die truttige meiden bij heur op kantoor...