U zocht voorbeeldzinnen met daarin "integen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- fietsrenner: Der kwam mij een hiel toggel fietsrenners integen (Sleen)
- gaonde: Mit de gaonde wagen heui halen, dat is: mit twei wagens en de lège giet de volle wèer integen (Stuifzand)
- integen: Hij kwam mij net nog integen
- integen: Ik zal oe wel integen lopen (Elim)
- integen: As mien vriendinnegien komp, fiets ik heur altied een endtien integen (Broekhuizen)
- integen: Daor was e niet op integen (Sleen)
- integen: Eerbiedig staon integen aandermans overtuging, is niet meer as meinselijk (Smilde)
- integen: Kopen kost geld, integen kieken
- kundig: kundig meins integen (Hijken)
- walmen: Wat is het hier warm, het walmt je integen (Sleen)