U zocht voorbeeldzinnen met daarin "inlopen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- inlopen: Wij bint aordig inlopen met het wark (Drouwen)
- inlopen: Ik kom even bai het zeike mensk inlopen (Norg)
- inlopen: Die mesiene möt eerst inlopen, hij lop nog niet goed (Dwingelo)
- inlopen: Neie schoenen moej eerst inlopen (Borger)
- neugen: Hij kwam der morzo inlopen zunder dat hij neugd was (Emmer Erfscheidenveen)
- onwetens: Daor bin wij onweeitend inlopen (Anloo)
- poter I: Mit een koppel poters kuj der in ein dag heilwat inlopen (Barger Oosterveld)