U zocht voorbeeldzinnen met daarin "huilen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- huilen I: Hij rekende vaste op die bane, mar 't was wel huilen
- huilen I: 't Is huilen met de klep dicht (Vledder)
- huiltjen: Niet huilen, maor met de hand van de grond schieten
- inluun: Hail vrouger huilen ze twai daogen naaijoor en as de olden dan de twaide dag kwamen, zeden ze: Wai w (Eexterveen)
- ruilen: *Van ruilen komp huilen (Dwingelo)
- simpern: Simpern zegt ze tegen dreinend huilen (Diever)