U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heup"
Resultaten 1 - 4 van 4
- bak I: Het bakkie weur op de heup dragen
- heup: Ik heb een versleten heup (Buinen)
- heup: Dat mèensk lop aaid met het kind op de heup (Emmen)
- verglien: Die koe is de heup vergleen (Mantinge)