U zocht voorbeeldzinnen met daarin "genegen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- genegen: Zie waren mie wal genegen (Barger Oosterveld)
- genegen: Bin ij wal genegen um je daor met te bemuien? (Oosterhesselen)
- genegen: Hij was genegen um dat karweigien op te knappen (Vledder)
- genegen: Hij was der niet tou genegen te betaolen (Roswinkel)
- riskant: Ik bin niet genegen oe duzend gulden te lienen, het is mij te risikant (Zuidwolde)