U zocht voorbeeldzinnen met daarin "frabbe"
Resultaten 1 - 14 van 14
- frabbe: Een frabbe van een kereltien is het, hie hef overal wat op an te marken (Sleen)
- frabbe: Het is een frabbe van een kiend (Wapse)
- frabbe: Dat bocheltien is een ondeugend frabbe (De Wijk)
- frabbe: Holt hum in de gaten, het is een frabbe! (Meppel)
- frabbe: Hoe die kerel an det frabbe van een vrouwe ekomen is, is mij een raodsel (Ruinerwold)
- frabbe: Wat een frabbe van een wiefien
- frabbe: Met die muj gien ruzie kriegen, want het is een frabbe van een wief (Meppel)
- frabbe: Een snibbig meisje is een frabbe (Fluitenberg)
- frabbe: Dat tekkeltie is een frabbe (Kerkenveld)
- frabbe: Wat een frabbe van een hond
- krabbe I: frabbe
- kradde: krabbe, frabbe
- narrepot: Een narrepot is een frabbe, een brompot (Wapserveen)
- snarrig: Een frabbe van een vent en hij keek nogal snarrig toe (Vledder)