U zocht voorbeeldzinnen met daarin "duit"
Resultaten 1 - 8 van 8
- duit: Het is gien duit wèerd (Sleen)
- duit: Albert wul ok al een duit in het zakkie doen (Hoogeveen)
- duit: Hij hef gien rooie duit
- duit: Dat hef een mooie duit ekost (Hollandscheveld)
- duut: duit
- fluit: De duit en de fluit verneukt ieder man
- fluit: Het giet in de wereld vaeke um de duit en de fluit (Dwingelo)
- oord I: Een oord is een halve duit (Zuidwolde)