U zocht voorbeeldzinnen met daarin "armzalig"
Resultaten 1 - 6 van 6
- allerbarmhartigst: Dei kerel was zo armzalig arm, allerbarmhartigste arm (Barger Compascuum)
- armzalig: Het is maor een armzalig booltie daor (Beilen)
- armzalig: Och wat een armelijk kind, hie kik zo armzalig oet (Exlo)
- armzalig: Die man mut veule geld nao elaoten hebben, en hij kwamp der altied zo armzalig uut (De Wijk)
- armzalig: Wat een armzalig schepsel is dat (Zweelo)
- schlemiel: Een schlemiel is een armzalig persoon, die het altied tegenlöp (Hollandscheveld)