U zocht voorbeeldzinnen met daarin "water"
Resultaten 161 - 180 van 396
- nèeister: In törfkoelen zaten altied veule naaisterties op het water (Barger Compascuum)
- neulen: Wat hef die koe toch te neulen, hie hef toch water (Sleen)
- oer I: An het water kuj wel zien det er oere in de grond zit; het liekt wel koffie (Ruinerwold)
- oetmalen: Mit de watermeule het water in- en uutmalen (Elim)
- oetmèeien: Sloten wuurden oetmeid, want anders kun het water niet vort (Padhuis)
- oetrit: Wij wilt vlinten in de oetrit hebben; dan hew ok gien last van het water meer (Exlo)
- oetslieten: Het water hef de wal oetsleten (Westerbork)
- oever: Het water kwam boeten de oever (Odoorn)
- oeverland: Het oeverlaand stund vrogger geregeld onder water (Meppel)
- ofdammen: Die hoek moe'k even ofdammen, aans löp het water overal hen (Sleen)
- ofkalven: Ofkalven kan ok nog betieken as hiele stukken van een kenaal- of wiekswal in het water valt (Nieuw Amsterdam)
- ofkrabben: Het zwien wuur met hiet water ofkrabd bij het slachten (Padhuis)
- ofspeuren II: Dat water kuj zo ofspeuren naor de sloot toe (Klazienaveen)
- ondiep: Het water is hier nogal ondeip (Nieuw Schoonebeek)
- onduunlijk: Doe de kraan dichte, het water löp onduumlijk weg (Schoonebeek)
- ontgaon: Hij hef het mit het water; het ontgiet hum zo nou en dan (Ruinerwold)
- opdrieven: Even dat water flink opdrieven
- opgieten: As de bonen dreuge bint en nog niet gaar, moej der mor wat water bij opgeten (Hijken)
- opkaarnen: Ik mot nog een bitken warm water hebben veur 't opkaarnen (Barger Compascuum)
- opkrimpen: Het vel was hum helemaole op ekrumpen, zo lange har hij met de haanden in het water ezeten (Ruinerwold)