U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lat"
Resultaten 161 - 180 van 190
- verkommern: Hij lat zien vei verkommern (Barger Oosterveld)
- verleiden: Jan lat zuk nait tot gekke dingen verlaiden (Valthermond)
- verlooien: Hij lat hum niet gauw verlooien (Pesse)
- vernikkeln: Hij lat oes hier vernikkeln van de kaolde (Grolloo)
- versloddern: Die lat alles versloddern (Emmen)
- versloffen: Hie lat de hiel boel versloffen (Stieltjeskanaal)
- versloksen: Hie lat alles versloksen (Hoogeveen)
- verslonzen: Het is zunde van heur mooie spullen in huus, ze lat alles verslonzen (Havelte)
- versukkeln: Die lat de boel versukkeln (Hollandscheveld)
- versukkeln: Hie lat zich deur zien femilie versukkeln
- vertoffeln: Wat lat ze daor de bool vertoffeln (Wapserveen)
- vertoffeln: Die lat zich niet vertoffeln (Kerkenveld)
- vervangen II: Die dokter lat zuk vervangen (Dalen)
- verzwiendern: Ze lat de bool maor verzwiendern (Beilen)
- veurkommen II: Hij lat het veurkommen (Grolloo)
- vleugel: Hij lat de vleugels hangen
- vlotten: Hie lat alles vlotten en drieven
- vluuk: Um het aander woord lat hij wel een vleuik heuren (Eext)
- voddekat: Wij hebt een kat en dat is een echte vodkat; die lat alles geworden (Eext)
- voering: Hij lat de voring zien