U zocht voorbeeldzinnen met daarin "last"
Resultaten 141 - 160 van 190
- slaop I: Ik har zo'n last van slaop (Sleen)
- slaoploezen: Die kriegt last van slaoploezen (Anloo)
- sloek: Ik haar van de weke last van de sloeke (Valthermond)
- sloekdarm: Ik heb last van de sloekdarm, de keel dut mij zeer (Fluitenberg)
- smoeger: Oeze kinder hebt allemaol wat last van smoegerij (Barger Compascuum)
- snap II: Moej die snap even zetten, wij hebt last van moezen (Klazienaveen)
- snei: Snei, ie hebben der drei keer last van. As het komp, as het lig en as het weggaot (Meppel)
- snörken: Aj last hebt van snurken, moej op de zied liggen gaon, dat helpt (Oosterhesselen)
- spataor: Het is niet zo mooi aj last hebt van spataoders an de bienen (Coevorden)
- spataor: Deur het veule staon hef zij last van spataders (Meppel)
- spei: Aj argens last van hebt, moej der drie maol daags nuchtern spei op doen
- splietnagel: Je moet de nagelriem goed lös holden, aans kriej last van splietnagels (Coevorden)
- spriew: De kiender hadden wel ies last van spreeuw, dan kunden ze niet zoegen (Hollandscheveld)
- staldemp: Het peerd het last van staldemp (Zuidlaren)
- stienkaold: Mien vrouw hef altied last van steenkaolde voten (Beilen)
- stievigheid: Hij kreeg al wat last van stievigheid (Weerdinge)
- stoelgang: Hie hef last van zien stooulgang, hie is hen dokter west (Eext)
- stoep II: As kind har hij vaak last van een stoep (Dalen)
- stootwind: Wij hadden nogal last van die stootwinden (Padhuis)
- stroef: Mit die stroeve wiend krieg ik altied last van siepogen (De Wijk)