U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zowat"
Resultaten 121 - 134 van 134
- zowat: Zij hebt hum zowat alles of esteulen (Diever)
- zowat: Het was zowat klaor (Nieuw Dordrecht)
- zowat: Dat ding is zowat versleten (Eext)
- zowat: Ik har de vis zowat, en toen knapte het snoer (Erica)
- zowat: Hij warkt zowat dag en nacht (Schoonebeek)
- zowat: Het was een hondtien van zo zowat, mit een startien van zo zowat
- zowat: Dat zowat nog gebeurt, is ondenkbaar (Barger Oosterveld)
- zowat: Zowat hè'k nog nooit zien (Hooghalen)
- zowat: Wat zuj van zowat zeggen
- zowat: Het was een braderie of zowat hen (Sleen)
- zowat: Ze deden mar zowat hen
- zowat: Och zowat hen
- zowat: Wat zal m' zowat zeggen
- zutemelks: Een zeuitmölkskalf geeit nao zowat zeuven week hen de slaachter (Eext)