U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wezen"
Resultaten 121 - 140 van 471
- groots: IJ huft er niet zo groots op te wezen daj dat klein kind een pak klappen geven hebt. Duurden ij wel, (Eext)
- gruistoepien: Klein poppies kunt lachen in heur slaop en daor kunt oma's en opa's dan zo groots op wezen, mor het (Eext)
- grunigheid: De greunigheid möot der eerst wat of wezen
- gruun II: Ik mag wal een mooie mop heuren, mor het mot niet te gruun wezen (Borger)
- haatdragend: Ie moet een keer vergeten kunnen en niet zo haetdraegend wezen (Wapse)
- hachten: As het wezen zal, moej het zölm wal hachten
- hammen: Dat pinke hamt teveule; het kan wel ies wilde wrange wezen
- handbiel: Wat plagst doe de eerappels of, kanst wal mit de handbiele an de gang wezen (Barger Compascuum)
- haolend: As de wind in het oosten zit, kan het zuk halerig weer wezen (Borger)
- happien: ...um bij de weg te wezen met die kolde (Klazienaveen)
- hardigheid: Ik heb wat hardigheid under in het koppien zitten, der zal toch gien schölfertien ofgaon wezen (Sleen)
- harfsttied: In de harfsttied kan het al kold wezen (Barger Compascuum)
- harfstweer: Met dit harfstweer kuj nog goed in de tuun wezen (Sleen)
- hartstikke: Dan moej wal hartstikke gek wezen aj dat doet (Sleen)
- hedendaags: In de hedendaagse tied moej zunig wezen op de centen (Zweelo)
- henkommen III: Zul hij al tachtig jaor wezen? Nou, hij zal wel een hiel ende henkomen (Ruinerwold)
- heufd: Mit het heufd op de loop wezen (Diever)
- heuiing: Zai lopen zo haard, 't kun wel in de heuien wezen (Roderwolde)
- hoed I: Je moet wat zunig op je huud wezen (Klazienaveen)
- hoede: Je moet op je hoede wezen, aj met hum umgaot (Gieten)