U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pak"
Resultaten 121 - 140 van 173
- schempscheut: daw nog liever een pak slage kregen as zo'n schempscheut van de meester
- scheren I: Schaopen, die net escheuren bint, daor hej gien pak an
- scholmaagd: Pak mor an, jonges, je huuft niet zo scholmaogd te wezen (Ekehaar)
- schorig: Aorend har een schorig, ...schorem pak an (Rolde)
- schraankelegge: Pak de schraankelegge mar veur het zaod in te eggen (Geesbrug)
- schraanseln: As wij een toertie an het schraanseln west bint, pak wij een vleugel en veegt hiermet de doppen van (Eext)
- schrobber: Dat wil niet met een zachte bessem, pak de schrobber mar even (Klazienaveen)
- schrobbessem: Pak mij de schrobbessem even, dan kan ik gaon schrobben (Sleen)
- sjoepnat: Hij hef er een sjoependnat pak an overholden (Vries)
- sjorren: Wat löp die kerel weer te sjorren. Dat pak is veul te zwaor veur hum (Meppel)
- slaag: Hij hef een best pak slaag had (Hoogeveen)
- slaag: Hij het een goud pak slaog had (Roderwolde)
- slaag: Wij kriegt een pak slaag
- slaopen: *Aj gooud slaopen hebt, kunj met het pak lopen
- snikkevaarder: De snikkevaarder neump een pak mit van de meule (Elim)
- sollicitèren: Hij solliciteert naor een pak op de ribben (Klazienaveen)
- spelden: Vroeger wuurden de kinder in het pak speld (Schoonebeek)
- spieker I: Van een bakkie troost kuj beter pissen as van een pak spiekers (Smilde)
- spil II: Pak dat spil mor van het kassie (Fluitenberg)
- spuling: Pak mar nei water, want de spuling is al zo smerig