U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pèerd"
Resultaten 121 - 140 van 267
- oetlienen: Aj een pèerd oetlient, kriej hum dun weer. Aj een vrouw oetlient, kriej hum dik weer (Sleen)
- oetspannen: Help mij dat pèerd gauw even oetspannen (Westerbork)
- ofgemieterd: Hie kan ofgemieterd met een pèerd umgaon (Sleen)
- ofjagen: Ik heb dat pèerd even ofjacht, aans is e niet te broeken (Sleen)
- ofkommen: Ik bin met het pèerd op de loop west, maor ik bin der goed ofkommen (Hooghalen)
- ofkommen: Dat pèerd is hum doodgaon, hie is der sneu ofkommen (Sleen)
- ofpeigern: Wij moet dat pèerd eerst ies goed ofpeigern, veurdaj der wat met anvangen kunt (Sleen)
- ofrakkern: Ik zal het pèerd goed ofrakkern, aans wordt hie mij te lui (Dwingelo)
- ogen: Het pèerd mut een mooi tuug an hebben, dat oogt better (Schoonebeek)
- onhandelbaar: Dat pèerd is onhandelbaar (Sleen)
- ophaken: Aj op hoes an gaot, dan moej het pèerd even ophaken
- opknuppen: Dat pèerd möt de staart nog opknöpt hebben, wij wilt er met hen toonstelling (Sleen)
- opmaken: Een pèerd opmaken veur de toonstelling (Sleen)
- opmennen: Zie hebt dat pèerd de rugge opmönnen
- opsplieten: Het pèerd hef de hoef opsplet. Hie kreupelt er van (Stieltjeskanaal)
- opzetten: Man, zet dat pèerd ies een beetien op, ...an (Sleen)
- overmeestern: Dat pèerd was een kwaaie, mor wij hebt hum overmeesterd
- pèerd: Dan komp er sents een old pèerd van de stal
- pèerd: Hij zit direkt op pèerd
- pèerd: zwiet as een pèerd (Sleen)