U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kan"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- bek: Met de bek kan hij alles, maor de haanden staot hum overal verkeerd veur (Coevorden)
- bekommen: Dat eten kan je slecht bekommen (Grolloo)
- bekörten: Ik heb het wal zunig, maar kan mie mit het eten toch nich bekorten (Barger Compascuum)
- bekrimpen: Wij moet (oes) wat bekrimpen, zo kan 't niet deurgaon (Sleen)
- bekrunen: Hij kan det wel kopen, hij hoeft hum niet um geld te bekreunen (Ruinerwold)
- belappen: Hij kan 't allend niet meer belappen (Zuidwolde)
- beleven: Ze kan mit hum nog wat beleven! (Wapse)
- belochten: Die laamp kan het heile veld belichten (Roderwolde)
- belopen: kan nog wel wat belopen (Uffelte)
- belopen: Die hond kan een haze belopen (Hoogeveen)
- beloven: Ik zal mien beste doen, mar ik kan oe niks belaoven (Ruinerwold)
- bementeneren: Hij kan de zaak niet goed meer bementeneren (Ruinerwold)
- bementeneren: Alles kan hij wel bemuiteneren (De Wijk)
- benaming: Hoe het die kèrel ok al wèer, ik kan niet op de benaming kommen (Sleen)
- bepaold: Ik kan niet bepaold zeggen, dat het mooi weer is (Sleen)
- bepreken: De neie domnee hef een bulderstem, die kan de kerk wal bepreken (Beilen)
- berakken: Ik heb het barre drok, ik kan 't allemaole niet berakken (Hoogeveen)
- beraomen I: Plannen beraomen is niet moeilijk, maar uutvoeren kan moeilijk wezen (Erica)
- beraomen II: As ik hum beraomen kan, krig e laiter (Zuidlaren)
- berappen: Ik heb zoveule te doen, ik kan het niet in iene dag berappen (Broekhuizen)