U zocht voorbeeldzinnen met daarin "het"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- achterkamer: Ein van de kinder sleup in het aachterkaomerie under het ofdak
- achterkeer: As ze mit de lusse waegen naor het laand veurden, zat de olde man altied op het achterkeer mit de en
- achterkist: Gao mar op het achterkist zitten (Sleen)
- achterkist: op het achterkissien (Padhuis)
- achterkleinkind: Hai het al zeuven aachterklainkinder (Emmer Compascuum)
- achterlangs: Zeei hebt een waal aachter het hoes, maor der is wel een pad achterlangs (Eext)
- achterlief: Dat peerd hef een beste glippe op het achterlief op elèupen (Hoogeveen)
- achterliek: Ik heb mij wat verslaopen en nou bin ik de hiele dag wat achterlijk mit het wark (Stuifzand)
- achterliek: Dende die raust er deur, mor het wark is achterlijk (Sleen)
- achtermekaar: Het was een geloop aal achter 'nkander weg, ...vort
- achtern I: Hij zit op het aachtern (Dwingelo)
- achtern I: in het achtern wezen
- achtern I: Deur het natte weer was e slim in het achtern met het wark (Gasselte)
- achtern I: Met betalen kun hij wal ies in het achtern wezen (Dalen)
- achtern I: Aj 's morgens late uut bedde koomt bi'j de hiele dag in het achtern (Noordscheschut)
- achtern II: Ze haar het goed van achtern onder de heuispieren
- achtern II: Het regent aal van aachtern of an (Anloo)
- achtern II: Hij was aordig in het achtern mit het wark (Barger Oosterveld)
- achtern II: Het spiet mij van aachtern dat ik het niet
- achternao: Toen ze jong waren, leupen ze mekaar al achternao, maar achterof is het toch mar goed dat ze mekaar (Oosterhesselen)