U zocht voorbeeldzinnen met daarin "water"
Resultaten 101 - 120 van 396
- inktzwart: Het water in het kanaal is inktzwart (Coevorden)
- inlaoten: Wij zult er wat water inlaoten
- inmalen: Het water is lege, wij muut gauw inmalen (De Wijk)
- jongbiest: water kriegen; der mot maor een koep in het laand (Borger)
- juffer: Aj een paar emmers vol water halen wilt, dan moej de juffer even kriegen (Klazienaveen)
- kaar I: een bak, die in het water dreef en waor aol in edaone worde (Hoogeveen)
- kabbeln I: Dat water kabbelde zo mooi deur dei sloot (Barger Oosterveld)
- keilen: Dat stientien keilt over het water (Erica)
- kelder: Een dichte kelder, die gien water trekt, is gold weerd (Havelte)
- kelder: Daor hebt ze het water in de kelder
- keren: Bij het törfgraven muzzen ze vake een klampe laoten zitten um het water te keren (Hoogeveen)
- Keuls: Vrogger zeden aolde meinsen Keuls water tegen alderein (Hollandscheveld)
- kikker: Drink ie water? Man, daor zwemt de kikkers mit de blote eers ien
- kitsen: Een stientien over het water kitsen (Nijeveen)
- klap I: Wij hebben een klap water had (Klazienaveen)
- kleilaoge: IJ moet deur die kleilaog hen, aans hol ij gien water
- kletsen: Die vent kan kletsen, die prat de vis uut het water (Zuidwolde)
- klip I: Het water wil niet zakken, woor een klip in de grond zit (Pesse)
- klokken I: Ik hebbe teveule water edrunken, het klokt mij ien de boek (Ruinerwold)
- knauw: Het water hef een hele knauw uut de wal espuuld (Fluitenberg)