U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boeten"
Resultaten 101 - 120 van 135
- roeschern: Stuur die kinder toch hen boeten, dan kunt ze daor wat roeskern (Oosterhesselen)
- roesten: As het boeten blef staon, begunt het te roesten (Balloo)
- roffel: IJ kunt nog wel een roffelie op boeten zitten (Eext)
- routdonker: Het is routdonker in boeten (Roden)
- rozig: Aj daogs op boeten in de kaol west bint en aj dan in de waarmte komp, dan wi'j wel rozig worden (Eext)
- schaduw: Ik wil wal even boeten zitten, mar dan wi'k wal in de scha, ...schaduw zitten (Oosterhesselen)
- schaopscheerder: Gister hew schaopscheren had; de schaopscheerders wadden van boeten en van binnen nat (Eext)
- scheerwater: Hie was zo veraldereerd dat e het kommegien en de kwast geliek met het schèerwater hen boeten gooid
- schiethoos: Dat is wel zo'n schiethoos, die kriej 's aovends niet naor boeten (Drouwen)
- schot I: Jan was wel zo veurzichtig, dei bleef altied boeten schot (Peize)
- schöttelwater: Gooi het schöttelwaoter mar hen boeten (Gasselte)
- smoesterig: Het is smoezig weer boeten (Eelde)
- stikdonker: Het is stik(ke)duuster boeten, ij kunt niks zien (Sleen)
- stram: Hij schoefelde met zien stramme beinen naor boeten (Emmer Erfscheidenveen)
- teringlieder: Teringlieders lagen vrogger vaak in een tentien boeten (Buinen)
- tilber I: Mit het schonen zetten de vrouwlu de tilber aaid boeten (Borger)
- tochtraam: Boven de deur van de keuken hen boeten zit een gaozen raompie, het tochtraompie (Eext)
- treder: As een peerd de houven naor boeten staon het, staait e Fraans; je kunt beter een treder hebben
- tuugrik: Het tuugrik steeit op boeten; der hangt tweei laokens op (Eext)
- verbarg: Ik heb gien verbarg um nog even rustig boeten te zitten (Sleen)