U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwien"
Resultaten 81 - 100 van 206
- loes: Een goud zwien hef loezen (Barger Oosterveld)
- Londens: Een Londens zwien was um de 100 pond (Vries)
- longstallen: Niervet is ruzzel bai een zwien en longstallen bai een kou (Roderwolde)
- loop: Dat zwien is an de rooie loop doodgaon
- lui I: as een zwien (Hijken)
- madam: Het is een heile madam, as ze op pad komp, mor in hoes zeit ze der oet as een zwien (Eelde)
- magermannegien: In de baide reuzels van het zwien zit een maogermannegie (Eexterveen)
- meetbaand: Doe mij de meetbaand even, ik wil het zwien meten
- meug: en gaf het zwien een smok (Eexterveen)
- meug: en smokte een zwien veur de kont (Schoonoord)
- monster II: Een monster van een zwien (Dalen)
- motter(d): Die jong is toch zo'n motterd, hij zöt er altied oet as een zwien (Odoorn)
- nachtwark: Aj een zwien in het nust hebt en 's aovends is der nog niks, dan wordt het nachtwark (Sleen)
- naoroezen: Dat zwien hef wat te gauw bij de beer west, hij roest nog wat nao (Vries)
- naost II: Hij was de naoste bij het gewicht van het zwien
- nat II: een zwien (Exlo)
- nierbedde: Dat zwien zaten mooie nierbedden in (Sleen)
- nusterig: Die is niet best te gebruken, hie is zo nustig as een zwien (Anloo)
- oetbienen: As wij slaacht, dan mot slaachter 's aovends oes zwien oetbenen (Anderen)
- oetdragen II: Dat zwien is de aander week oetdragen (Zwiggelte)