U zocht voorbeeldzinnen met daarin "uur"
Resultaten 81 - 100 van 129
- rouwen II: Om een uur of elf begun ik te rouden om op ber te gaon (Peize)
- ruken: Dat stunk zo, ie kunden het wel een uur in de wiend roeken (Geesbrug)
- scherenslieper: renslieper veur acht uur bie de deure kwam, den kregen ie altied regen (Valthermond)
- schoel II: *Ik heb schoel, zee de vos en toen zat hij in de leite op een uur achter een bentespier (Nieuw Dordrecht)
- schoft I: Jonges, het is tien uur, wij hebt schoft (Hooghalen)
- schofttied: Um ongeveer 9 uur en 3 uu hulden wij schofttied (Schoonlo)
- schutten: Nao zes uur 's aovends weur der gien schip meer schut (Nieuw Amsterdam)
- slachter: De slaachter komp um een uur of zes het zwien ofhouwen (Balloo)
- slof I: 's Zondags mörgens vief uur is oons Annegien al in de sloffen
- sluten: Het is om elf uur sluten, dan moej der oet
- smeerderd: Dei jong, dat is wal zo'n smeerderd, dei holdt zien tuug gien half uur schoon (Barger Oosterveld)
- smokkeln: Ik smokkel der nog een uur bij (Exlo)
- soldaot: Een goeie soldaot nemp een uur tou
- stief: Het is stief zes uur
- stinken: Aj bonen èet, kuj een uur in de wiend stinken (Koekange)
- stoeteten: Um zes uur moew stoeteten (Eext)
- stuk I: Het is een stuk hen twaalf uur
- tablet: Van dokter mot e om het uur een teblet opeten (Eext)
- tegen: Hij stinkt een uur tegen de wind in (Barger Oosterveld)
- teunen: De kou het een mooi uur, hie toont wel (Westervelde)